Vefa Ocal
“Ik hou van de manier van spelen in deze voorstelling, direct op het publiek, toeschouwers erbij betrekken. Mooi dat Celil het mij toevertrouwd hem te spelen. Wij kennen elkaar al vanaf het moment dat hij in de jaren tachtig in Nederland terecht kwam. Ik was al hier vanaf 1969. We zaten bij dezelfde Turkse Arbeidersvereniging. We waren zelfs voorzichtig concurrenten, omdat we allebei theater maakten bij andere groepen. Ik heb niet hetzelfde meegemaakt als Celil maar ik kan mij wel in hem verplaatsen. Ik heb óók niet gekozen om hier te zijn. Mijn vader is gevlucht voor zijn vader, mijn opa - een grootgrondbezitter. De hele familie leefde op zijn eigendomsgebied, als een soort clan. Mijn vader mocht als oudste zoon studeren en hij heeft besloten naar Nederland te vluchten. Mijn moeder mocht toen niet meer terug naar haar ouders, ik herinner mij altijd en eeuwig ruzie daarover. Alles wat ik over die periode weet, heb ik van mijn moeder. Mijn vader zei over die tijd nooit meer dan ‘Sodemieter op met die periode.’
In 1999 heeft hij een herseninfarct gehad; nu kan ik het niet meer vragen. Ik herken mij dus ook in George. Ik wil mijn vader niet meer met het verleden belasten. Onze band is daar niet intiem genoeg voor; ik heb nooit een aai van hem gehad, nooit op zijn schoot gezeten. Hij is zelf zo opgegroeid, heeft nooit die liefde gehad. Ik heb een zoon en een dochter en ik vertel ze niet alles; dat zit in onze Turkse genen. Waarom zou ik mijn verleden aan mijn kinderen opbiechten? En als ze iets horen via mijn broer of mijn nicht, dan ontken ik het gewoon. Ik vind dat kinderen een krachtige vader moeten hebben. Je moet geen dingen zeggen die je onderuit kunnen halen. Bovendien, ik kom nog graag in Turkije, ga ieder jaar naar mijn geboortegrond in Çepni bij Sivas. Ik hou van het klimaat: de grond, het water, de lucht. ”
George Tobal
“Mijn vader heeft eerst twintig jaar in Saoedi-Arabië gewerkt als monteur. Later is hij een naaiatelier in Syrië begonnen. Dat was behoorlijk succesvol; hij had ruim twintig mensen in dienst. Ik vertrouw erop dat hij door te vluchten het best haalbare heeft willen doen voor zijn gezin. Hij liet een goed bestaan achter. Ik weet nog steeds niet waarom we zijn gevlucht in 1999. Ik heb alleen flarden opgevangen; ik was dertien. We zijn nu zeventien jaar in Nederland, maar ik vraag daarover niet door. Je moet iemand zijn eigen proces gunnen. Wie weet gaan zijn herinneringen ook gepaard met spijt en is hij bang die kant van zichzelf te laten zien. Nu houdt hij het voor zichzelf en kan het in ieder geval niet de blik van de ander vertroebelen.
Ik ben de middelste van 4 kinderen. Mijn oudere broer woont nu in Zweden en heeft drie kinderen. Mijn zus woont nog in Aleppo, ook met drie kinderen. Zij wil per se niet vluchten. ‘Ik ga liever in mijn land dood dan in een bootje op de Middellandse Zee.’ Het heeft een tijd geduurd voordat ik haar standpunt kon accepteren. Mijn vader praat niet over de mogelijke gevaren die zij daar loopt. Ik denk dat het zijn manier is om haar te beschermen. Als het niet uitgesproken wordt, dan gebeurt het ook niet. Mijn vader praat met mijn moeder praten over van alles, maar met ons, kinderen, praat hij niet over emotionele dingen. Ik heb mijn vader maar één keer zien huilen, toen hij op vakantie tegen iemand over zijn dochter begon. Toen brak hij volledig.
In 1999 kon je nog relatief makkelijk vluchten; weliswaar ook via mensensmokkelaars maar je vroeg simpelweg asiel aan in het land waar je werd opgepakt. Dat werd Nederland. In het begin was ik nogal drammerig en geïrriteerd jegens mijn vader. Ik dacht dat mijn vader mij niet serieus nam door mij niets te vertellen. Maar door het zwijgen van Celil, snap ik beter waarom mijn vader mij zo weinig vertelt. En dat een vraag de uitwerking kan hebben van een messteek in zijn hart. Zijn zwijgen is ook een vorm van liefdevolle bescherming.”
Eran Ben-Michael
“Mijn zus en ik hebben mijn ouders geïnterviewd voor een speech ter gelegenheid van hun 40-jarig huwelijk. We hebben naar van alles geïnformeerd maar we durfden niet te vragen wat we eigenlijk wilden weten: ‘Zijn jullie gelukkig? Is jullie leven geworden wat jullie ervan hadden verwacht?’ Stel dat het antwoord ‘nee’ zou zijn, dan zou ik mijn ouders horen breken. Dit soort vragen rechtstreeks stellen is moeilijk. Via de ‘omweg’ van een theatervoorstelling gaat dat beter. Dan heb je een vorm en is het veiliger.
In mijn familie zitten genoeg kronkels. Er zijn familieleden omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Mijn oma, de moeder van mijn vader, is uit Servië gevlucht naar Israël. Mijn moeder komt uit het Roemenië van voor President Ceauşescu. Mijn vader en moeder zijn weer verhuist vanuit Israël naar Nederland. Ik ben hier geboren, in Nijmegen. Ik heb niet hoeven migreren. Ik ben, zeg maar, een kleinkind van het leed. Toch modderen die tragische ervaringen nog generaties lang door. Maar hoeveel recht heb ik die mij toe te eigenen? Ik, die een zorgeloze jeugd heb gehad? Ik sta niet hoog op die zogenoemde traumatrap.
In de voorstelling stel ik mij op een gegeven moment op als de metaforische zoon van Celil, om de positie te verhelderen van ‘het recht om te weten’. Daartegenover plaatst Celil ‘het recht om niet te vertellen.’ Wie zet daarna de eerste stap? Dat is interessant, het is een rare dans rond intimiteit en openhartigheid.”
Imke Smit
“Wat ik tot nu toe heb meegemaakt, in mijn onbezorgde jeugd, stelt niks voor ten opzichte van de vluchtverhalen van George en de martelingen van Celil. Moet ik mij dan beroerd voelen omdat ik niet zo’n interessant levensverhaal heb? Ze hebben mij juist erbij gevraagd omdat ik geen vluchtverhaal heb – dat is mijn kracht geworden. Ik stel ‘het opbieden’ aan de orde: wie heeft er nog iets ergers meegemaakt?
Het verhaal dat ik inbreng heeft te maken met de scheiding van mijn ouders. Mijn tweelingzus en ik waren toen vijf jaar, mijn jongere zusje was twee. Mijn vader had een nieuwe vriendin. Achteraf ben ik blij dat mijn ouders mij toen niet alles hebben verteld. Ik weet nog dat ik een gedichtje schreef: ‘Papa, waarom ga jij toch weg? Wat hebben we toch een reuze pech’. Overigens zijn ze drie jaar later toch weer bij elkaar gekomen maar dat zit niet in de voorstelling. Ik kan nu laten zien wat ik als kind onthouden heb van de scheiding en wat daarover niet werd verteld. Ik doe dat indirect, in een theatervorm. Dat is prettig want als je het rechtstreeks vertelt, houd je toch rekening met iemands gevoelens. Nu spaar ik mijn ouders niet. Ik was dus wel zenuwachtig toen ze kwamen kijken. Maar het leverde een heel waardevol gesprek op.
Ik zing in de voorstelling ook een paar liedjes, met gitaarbegeleiding. Bijvoorbeeld een zelfgeschreven nummer over mijn vader. Hij is muziektherapeut en leerde mij gitaarspelen. Het is mooi om nu in een gezongen tekst naar de onrust van mijn vader te vragen. Ik zing ook een Arabisch liedje, dat ik van George heb geleerd. Ik spreek het puur fonetisch uit - het gaat over het vertellen van verhalen.”
Celil Toksöz
“Ik kom uit een Koerdische familie. Een kenmerk van onze familie is dat we nooit opgeven. Mijn broers en ouders hebben dezelfde martelingen moeten ondergaan. Maar we hebben nooit iemand verraden. Zelfs niet toen ze mijn jongste broertje onder mijn ogen te grazen namen. Ik dacht, ik ga nog liever dood, dan in de ogen van mijn familie en vrienden als verrader te boek te staan. Ik heb alles gedaan om mij dood te laten lijken, zodat ze zouden stoppen. We hebben het allemaal volgehouden.
We kennen elkaar zo goed dat we daar onderling grappen over kunnen maken. Ik denk dat ik daarom ook niet ben getraumatiseerd. Ik voel mij er niet alleen in. Mijn broer praat er makkelijker over. Ik niet. Ik wil mijn ouders beschermen en het hen niet moeilijker maken dan nodig. Soms rijden we in Zuid-Oost-Turkije wel eens langs gebouwen waarin ik vast heb gezeten. Ik heb zelfs nog een keer aan een Koerdische Hamlet gerepeteerd in een oude basisschool in een dorp vlakbij Izmir, waar wij ook zijn vastgehouden. Toch kan ik mijn kinderen niet vertellen wat ons daar is overkomen. Ik heb mijn trots als vader. Ik wil niet als een gewonde beer tussen mijn kinderen lopen. Ooit heb ik ze verteld dat ik in de gevangenis heb gezeten, niet omdat ik had gestolen of iemand had vermoord. Maar omdat ik als Turkse Koerd werd gediscrimineerd. Maar toen riepen klasgenootjes op het schoolplein: ‘Hoe was het in de gevangenis?’ Daardoor werd ik nog voorzichtiger met vertellen. Bang dat de hele school het zou weten.
Bovendien: ik wil niet dat mijn zoon en dochters Turkije gaan haten. Mijn zoon gaat er ieder jaar op vakantie. George en Eran beschouw ik als mijn theaterzonen. Tijdens repetities ontstond zo’n vertrouwelijke sfeer dat we familiegebeurtenissen gingen vertellen. Zo kwam mijn verleden ter sprake en is De vlucht van de granaatappel ontstaan. Ik ben blij dat mijn herinneringen nu toch de ruimte krijgen, in de relatief veilige vorm van een voorstelling. Dat is de kracht van theater: het kan het onmogelijke mogelijk maken.”
We zien dat je een verouderde browser hebt. Eentje die niet goed om kan gaan met HTML5.
Dit magazine is gemaakt met Magzmaker, het online magazine cms, dat gebruik maakt van moderne technieken gebaseerd op HTML5. We hopen we dat je de laatste versie van Internet Explorer, Google Chrome of Mozilla Firefox kunt installeren. Dat zijn browsers waarmee je dit magazine probleemloos kunt bekijken.
Download de laatste versie van Internet Explorer hier.
Download de laatste versie van Firefox hier.
Download de laatste versie van Chrome hier.